Skip to main content

De bouwsector gaat steeds meer recycleren (en dat vereist innovatie)

De bouwsector gaat steeds meer recycleren (en dat vereist innovatie)

Circulair bouwen is in opmars.  Door de schaarste aan grondstoffen en het bewuster omgaan met bestaande materialen gaan steeds meer bouwbedrijven zoeken naar alternatieve manieren van bouwen. Zo werkt Deceuninck, gespecialiseerd in pvc-producten voor de bouwsector, samen met de UGent om een gesloten materialenkringloop op te zetten.

In 2018 bouwde Deceuninck al een eerste fabriek om pvc te recycleren. Men besefte toen al dat te veel pvc gewoon vernietigd werd, terwijl het als kunststof meer dan één leven kan hebben: “Het probleem is niet zozeer het materiaal zelf, maar wel wat er na gebruik mee gebeurt”, zegt Johan Pauwels, project manager bij Deceuninck. “De fabriek die we in 2018 bouwden heeft een capaciteit van 45.000 ton harde pvc te recycleren op jaarbasis. Dat komt overeen met zo’n 2.3 miljoen ramen.”

Het doel: een volledig gesloten materialenkringloop opzetten. Maar dat bleek geen evidentie. De kosten voor het verwerken van de reststoffen liepen op een bepaald moment zo hoog op, dat ‘gewone’ recyclage niet meer rendabel leek. Johan: “We hadden al snel door dat we hulp zouden nodig hebben bij de recyclage van de zogenaamde nevenstromen van afval.”

Die hulp vonden Johan en zijn team aan de UGent, na een bezoek aan de campus in Kortrijk en het labo van professor Steven De Meester, die zich aan de vakgroep Groene Chemie en Technologie specialiseert in chemical engineering.  “We zagen meteen dat ze daar met technologieën werkten die voor ons nog nieuw waren op dat moment. Waar ons recyclageproces vooral mechanisch verliep, was men aan de UGent ook bezig met chemische recyclage of een combinatie van beide.”

Versnelling hoger

Deceuninck besloot in zee te gaan met de UGent: het PoCoWaste-project was een feit. Op die manier kon de recyclagefabriek in Diksmuide een versnelling hoger schakelen. “We zijn begonnen met ons volledige recyclingproces in kaart te brengen, een zogenaamde Value Stream Map. Per stap hebben we het volume afval én de kost ervan in kaart gebracht. Daarna volgde het definiëren van de eigenschappen: wat zit er in elke stroom? Op die manier konden we in kaart brengen welke technologieën ons konden helpen in het recyclageproces per afvalstroom. Vooral bij dat laatste was de input van de UGent van cruciaal belang.”

Het eerste luik van de samenwerking tussen de UGent en Deceuninck was erg theoretisch maar ondertussen zetten beide teams ook al praktische stappen. “Sommige processen kunnen we nu al, met input van de UGent, aanpassen. Al die aanpassingen blijven we ook samen monitoren. Welke nieuwe afvalstromen creëren we? Welke lossen we op? Voor die monitoring werken we heel nauw samen met de UGent.”

Die nauwe samenwerking duurt nog zeker twee jaar. “Elke zes weken zitten we samen met het team van de UGent om de vooruitgang van het proces te garanderen. We hoeven geen zes maanden onwetend af te wachten om resultaten te zien, en we kunnen snel bijsturen waar nodig.”

www.ugent.be

  • Aangemaakt op .