Belgische art nouveau en Belgische art deco

Nieuwe zalen Sierkunsten van de 19de eeuw, Belgische art nouveau en Belgische art deco weldra open voor publiek.
Na een lange voorbereiding kan het Museum Kunst & Geschiedenis in Brussel de opening aankondigen van twee nieuwe zalen gewijd aan de sierkunsten van de 19de eeuw en de Belgische art nouveau en art deco. De ruimtes beslaan samen een oppervlakte van 1200 m². Er zullen tal van uitzonderlijke kunstwerken worden tentoongesteld, vele voor het eerst. Het mecenaat van het Fonds Baillet Latour ligt aan de grondslag van dit project. De grootste blikvanger wordt de gerestaureerde en weer opgerichte wintertuin van het huis-Cousin, naar het ontwerp van Victor Horta.
In de eerste zaal komen de art nouveau en de art deco van eigen bodem aan bod. De art nouveau, in 1893 ontstaan als eerste oorspronkelijke nationale stijl van België, opent het circuit. In verschillende thema’s wordt de stilistische diversiteit van de Belgische art nouveau opgeroepen, in relatie tot nationale en internationale tentoonstellingen, maatschappelijke en economische achtergronden, en vriendschapsbanden in de kringen van opdrachtgevers en kunstenaars. Markante persoonlijkheden als Paul Hankar, Henry van de Velde, Victor Horta, Georges Hobé, Paul Hamesse, Léon Sneyers, Gustave Serrurier-Bovy, Isidore en Hélène De Rudder, Charles Van der Stappen, Philippe Wolfers en vele anderen worden duidelijk naar voren geschoven. Dat gebeurt onder meer door verhelderende algemene teksten, etiketten en archieffoto’s. Hun creaties worden zo gelinkt aan hun historische verhaal.
Ruimtelijk domineert de heropgerichte wintertuin, een constructie van staal, verguld op de zichtbare delen, met prachtige glasramen als plafond en in de dubbele toegangsdeur. Het is een verfijnd schrijn afgewerkt met houten lambriseringen en een marmeren schoorsteenmantel. Deze aanbouw heeft een oppervlakte van 4 m bij 9 m en is 6 m hoog. Dankzij de alertheid van een van Horta’s laatste leerlingen, de architect Jean Delhaye, werden de onderdelen in de jaren 60 van de vorige eeuw zorgvuldig gedemonteerd. De restauratie en assemblage gebeurde, zes decennia later, onder leiding van Barbara Van der Wee Architects, gespecialiseerd in de restauratie van Horta’s oeuvre. Dankzij het mecenaat van velen met als een van de belangrijkste partners de TotalEnergies Foundation, kon het plan worden uitgevoerd. Meteen is deze realisatie de enige waarvan de wederoprichting na afbraak geen dode letter bleef. Dat was jammer genoeg wel zo voor Horta’s Volkshuis en zijn huis-Aubecq. Het belang van deze realisatie kan moeilijk worden overschat als we weten dat vier van Horta’s woningen op de werelderfgoedlijst van de Unesco staan.
De jaren 1910 met werk van grootheden als Alphons Van Beurden, Constant Montald en Oscar Van de Voorde luiden de art deco in, de dominante nieuwe stijl van de jaren 20 en 30 van de vorige eeuw. Frankrijk was daarin het land met de grootste en de meest sublieme creativiteit. Toch liet het kleine België zich niet onbetuigd met bijzonder kwaliteitsvolle creaties. De Internationale tentoonstelling van moderne decoratieve en industriële kunsten in Parijs in 1925 was in menig opzicht een mijlpaal. België kon daar schitterende resultaten voorleggen dankzij de sterontwerper en ensemblier Philippe Wolfers. Aan de ingang van het Belgisch paviljoen stond het indrukwekkende beeld De decoratieve kunst van Pieter Braecke opgesteld. Dat werd onlangs teruggevonden in de Afgietselwerkplaats van het museum en wordt nu aan zijn museumbezoekers getoond. Maar ondanks het succes zag het land ook in dat het zijn kunstonderwijs moest vernieuwen. Dat gebeurde kort daarop door de oprichting van de kunstschool La Cambre/Ter Kameren onder leiding van de vooruitstrevende Henry van de Velde. In het deel van de art deco worden ook tendensen aangegeven, zoals de buiten-Europese beïnvloeding, de invloed van het modernisme en de herbronning in ‘het klassieke’. Andere namen van de toonaangevende ontwerpers en firma’s in die periode zijn onder meer: Albert Van huffel, Charles Catteau, Val-Saint-Lambert, Gebroeders De Coene, Marcel-Louis Baugniet… De zaal wordt afgesloten door een grote Jagende Diana, het iconische beeld van kleurrijk gelakt brons van Marcel Wolfers.
In de zaal van de sierkunsten van de 19de eeuw worden de maatschappelijke veranderingen als conceptbasis uitgewerkt. De verstedelijking en de opkomst van de burgerij brachten nieuwe verhoudingen met zich, én nieuwe ideologieën. De wetenschap, de technologie en de mechanisatie namen toen een hoge vlucht. De maatschappij hertekende zich snel en liet nieuwe stijlen in de sierkunsten tot bloei komen. Aan het begin van de 19de eeuw was het de neoklassieke stijl die de boventoon voert. Hij gaat terug op voorbeelden uit de klassieke Oudheid en ontwikkelde zich tot de opeenvolgende stijlen directoire, consulaat en empire. De visie van Napoleon Bonaparte speelde een belangrijke rol in de uitbouw en verspreiding van die visie op meubels en luxueuze gebruiksvoorwerpen. Zilverwerk van Jean-Baptiste Claude Odiot uit Parijs behoort tot het beste wat er werd gemaakt. Verschillende van deze schatten werden in depot gegeven door de Koning Boudewijnstichting uit het legaat van graaf Thierry de Looz-Corswarem. Meubels van het zogenoemde salon van Waterloo werden in de befaamde schrijnwerkerij van George Jacob in Parijs gemaakt en worden nu op zaal tentoongesteld.
Speelser werd het in de restauratiestijl onder Charles X in Frankrijk en Willem I in het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, waartoe het latere België behoorde. Het Brusselse porselein was heel gegeerd. Naar litho’s van Jean-Baptiste Madou beschilderde Frédéric Faber luxeporselein. De Cristallerie de Vonêche, voorloper van zowel Val-Saint-Lambert als Baccarat, vervaardigde hoogwaardig luxeglaswerk. Na de restauratiestijl volgden de interpretaties van historische stijlen, met name de neogotiek, de neorococo en de neorenaissance. De neogotiek vond vooral weerklank bij katholieken, zowel voor de bouw van kerken als voor scholen, stations, postkantoren, kastelen en huizen. België was een referentieland voor Europa inzake deze stijl, net zoals trouwens voor het eclecticisme of stijlpluralisme. Met figuren als Emile Gallé uit Nancy, actief als meubelmaker en als producent van sierglas, wordt de art nouveau aangekondigd en zo de cirkel rondgemaakt.
Los van de stijlevoluties worden in de zaal van de 19de eeuw ook verschillende maatschappelijke thema’s uitvoerig toegelicht aan de hand van voorwerpen: De kunst van het tafelen; Hygiëne; Vermaak en toerisme; Vermaak buitenhuis; Toerisme en reizen; Het kind, met specifieke aandacht voor de eerste levensjaren, spelen en leren; Verlichting; De tijd; Mode; Fotografie; Communicatiemiddelen; Kunstnijverheid. Er wordt hulde gebracht aan de verzamelaarsfamilie Verhaeghe de Naeyer, die 1943 tal van schilderijen en voorwerpen naliet aan het museum.
De sobere scenografie van het geheel is van de hand van het bekende ontwerpbureau Pièce Montée uit Gentbrugge.
Het publiek zal al deze schatten kunnen komen bekijken vanaf vrijdag 13 juni 2025. Vanaf die dag tot en met zondag 15 juni zal dat gratis kunnen voor iedereen. Zo wenst het Museum Kunst & Geschiedenis in eerste instantie het Belgische publiek maximaal te laten genieten van zijn uitzonderlijke patrimonium.